September 1938
Op scheepswerf “De Vlijt” waren veel twaalfvoetsjollen voor de jachthaven “Cieco” in Warmond gebouwd. Sinds 1924 was Nicolaas Kieken de eigenaar van dit bedrijf, waarbij ook een scheepswerfje hoorde. Later kwamen er voor de gebroeders De Vries ook opdrachten voor grotere, stalen motorjachten, zoals bijvoorbeeld bouwnummer 341, de “Calipso” van 25.50 meter.
In de eerste weken van september 1938 werden besprekingen gevoerd tussen Kieken, als ontwerper en tussenpersoon namens de nog onbekende opdrachtgever en de scheepswerf van de gebroeders De Vries in Aalsmeer. Het ging over de bouw van een stalen motorjacht, dat ongeveer op dezelfde wijze zou moeten worden uitgevoerd als de “Calipso”. Dit voor “Cieco” gebouwde motorjacht was kort hiervoor, in juni 1938, voor Belgische rekening opgeleverd.
Nicolaas Kieken ontwierp en tekende de schepen niet zelf, dat deed zijn hoofdontwerper in deze jaren, de scheepsbouwkundige W. Schram.
Drie namen
Het schip waarover men in september 1938 sprak, was twee meter langer dan de “Calipso” en werd ontworpen door Schram. De naam van de opdrachtgever werd in de eerste fase niet genoemd, daarom werd het motorjacht onder andere aangeduid als “Kieken III”, omdat het de derde grote opdracht was. Toch werd de werfnaam na korte tijd: “Sultan”. Iedereen wist daarna dus voor wie het schip zou worden gebouwd. Maar, voor welke sultan? Die vraag bleef jarenlang onbeantwoord.
Sultan
Pas in 2000 werd dankzij de oud-militair R. Luis uit Roden precies duidelijk om welke sultan het ging en wat de naam van zijn motorjacht was. Het ging om de tiende en laatste Sultan van Boeloengan, een sultanaat in N.O. Borneo aan de benedenloop van de rivier Kayan. In 1930 woonden er ongeveer 70.000 mensen, vooral leden van verschillende Dajak stammen. Deze sultan heette Maulana Sultan Mohamad Djalaloeddin. Hij was geboren in Noordoost Borneo in het plaatsje Tandjoeng Palas op 13 juli 1884 en werd op 23 april 1931 tot sultan van de landstreek Boeloengan benoemd. Boeloengan wordt tegenwoordig als Bulungan geschreven, beide schrijfwijzen volgen hier verder door elkaar.
De sultan overleed in 1958. Het was geen bijzonder rijk sultanaat, totdat in die tijd, omstreeks 1933 juist grote hoeveelheden olie en gas in dit gebied bij het eiland Tarakan werden aangetoond.
Tegenover het paleis in Tandjoeng Palas lag aan de overzijde van de Kayan de hoofdplaats: Tandjoeng Selor. Belangrijke bronnen van inkomsten in Boeloengan waren van oudsher rotan, vogelnestjes, damarhars en guttapercha dat onder meer de grondstof leverde voor latex.
De sultan was officier in de orde van Oranje Nassau en werd na de oorlog benoemd tot ‘luitenant kolonel à la suite’.
Op weg naar Koningin Wilhelmina
Koningin Wilhelmina vierde op 6 september 1938 officieel haar 40-jarig regeringsjubileum en voor die gelegenheid werden , naast vele andere gasten, ook de sultans uit Nederlands Indië uitgenodigd.
Op 8 juni 1938 vertrok sultan Djalaluddin met in zijn gevolg zijn schoonzoon Andi Walang en zijn neef Datoe Amir met het ss “Dempo” van de Rotterdamse Lloyd vanuit Nederlands Indië. Op 24 juni 1938 was het schip in Suez en op 29 juni werd Marseille bereikt. Per trein, de zogenaamde “Lloyd-Rapide”, werd daarna de reis naar Den Haag voortgezet. De plechtige aankomst in de vroege ochtend van 30 juni 1938 op station Hollandsch Spoor in Den Haag werd uitgebreid in verschillende dagbladen beschreven. In Nederland werd de assistent resident M.E.L. Israël als secretaris van de sultan aangesteld. De sultans werden tijdens hun verblijf op verschillende ministeries en andere instellingen ontvangen. Op 25 augustus bijvoorbeeld bezocht de sultan de toenmalige minister president Colijn. Een paar dagen later volgde een grootse ontvangst bij de Ondernemersraad voor Nederlands Indië.
Op 29 augustus 1938 brachten de Sultans van Deli, Langkat, Pontianak en Boeloengan een bezoek aan de koningin, prinses Juliana en prins Bernhard op Huis ten Bosch. Bij die gelegenheid bood sultan Djalaluddin enige geschenken aan. Een kralen mandje van Dajaks werk voor prinses Juliana, een Dajaks zwaard voor de prins en een gouden schotel voor prinses Beatrix.
Opdrachtgever?
Tijdens zijn bezoek aan Den Haag van juli tot september 1938 heeft Sultan Djalaloeddin aan Kieken opdracht gegeven om voor hem een groot motorjacht te laten bouwen. Zo hebben wij dat tot nu toe altijd aangenomen. Maar misschien is dit toch niet helemaal juist, zoals uit het hier volgende kan blijken.
Omstreeks 2001 kregen verschillende nakomelingen van Sultan Djalaluddin die nog in Indonesië woonden van de gouverneur van Bulungan toestemming om het wrak van het jacht te onderzoeken. Tot nu toe heeft dat geen enkel resultaat opgeleverd. Ook de oudste nog levende zoon, geboren omstreeks 1938, die sinds de aanslag op zijn familie in 1964 in Maleisië in vrijwillige ballingschap leefde, toonde interesse. Zijn naam wordt op verschillende manieren geschreven, meestal als Datu Mamun, maar ook als prins Datu Osman. Hij schreef een brief waarin hij verklaarde dat het jacht in 1938 door Koningin Wilhelmina als een persoonlijk gift aan zijn vader Sultan Maulana Muhammad Djalaluddin was geschonken.
De Japanse historicus Dr. M. Okushima is gespecialiseerd in de geschiedenis van Bulungan. Zij beschreef in november 2008 dat er tijdens het bezoek van Sultan Djalaluddin aan Nederland in de zomer van 1938 een vergadering werd belegd tussen enkele banken en de sultan. Hij kreeg daar een vervelend bericht te horen: voortaan werd hem in plaats van 15% nog maar 10% van de opbrengst van de olieconcessies uitgekeerd. De professor veronderstelt dat de sultan daarom het jacht op kosten van de banken mocht laten bouwen, als een soort ‘compensatie’. Om de zaak mooier te laten klinken werd het misschien gepresenteerd als een ‘gift van de Koningin’?
Waarom via Kieken?
Waarom de opdrachtgever, de sultan, of wie dat dan ook maar geweest mag zijn, bij Kieken in Warmond terecht is gekomen, is niet meer te achterhalen. Waarschijnlijk had Nicolaas Kieken heel goede relaties in Den Haag. Prins Bernhard bezocht al in november 1936 de jachthaven in Warmond om zich te oriënteren over een motorjacht. Hij bekeek toen het jacht van de uitgever A.W. Sijthoff uit Den Haag dat “Feja” heette. Toevallig of niet, jaren daarvoor in 1928, werd op scheepswerf ‘De Vlijt’ van de gebroeders De Vries voor de heer Sijthoff een twaalfvoetsjol gebouwd met de naam… “Feja”. Er bestonden dus al oude relaties tussen de verschillende partijen.
Of kwam het omdat tekeningen en foto’s van eerder door Kieken (of eigenlijk door zijn tekenaar Schram) ontworpen motorjachten ruim voorhanden waren? Misschien werd daarom voor een ontwerp gekozen dat veel leek op het kort hiervoor bij De Vries gebouwde stalen motorjacht “Calipso”?
De sultan is nooit op “De Vlijt” in Aalsmeer geweest , hij vertrok op donderdag 22 september 1938 vanuit Den Haag met de boottrein naar Genua. Op 23 september voer hij vanuit die stad met het m.s. “Christiaan Huygens” van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’ naar Batavia. Omstreeks eind oktober 1938 was de sultan weer in Bulungan. Zijn secretaris, de assistent resident Israël bezocht de scheepswerf wel.
Onderhandelingen over de prijs
Uit een brief van 5 september 1938 blijkt dat scheepswerf “De Vlijt” het jacht voor de Sultan voor ƒ 33.250 kon bouwen. Kieken deelde mee dat de opdrachtgever dit te duur vond en tijdens een bespreking op 7 september antwoordden de gebroeders De Vries dat zij het jacht desnoods voor ƒ 29.000 wilden aannemen. Kort daarna, op 19 september 1938, werd duidelijk dat ook dit bedrag nog te hoog werd gevonden.
Op die datum deelde de werf aan Kieken mee dat men niets meer van deze prijs af kon doen. “Wij rekenden op eerste klas materiaal en solide werk, wat toch voor een jacht van deze afmetingen verlangd mag worden en komen met de genoemde prijs van ƒ 29.000 al zó schraal uit, dat wij onmogelijk dit bedrag nog iets zouden kunnen verlagen. Wij zouden graag deze boot willen maken en hopen dat het U gelukken zal de opdrachtgever te overtuigen van de lage prijs, zodat hij er nog iets bij zal doen en dit dan toch door kan gaan.”
Uiteindelijk heeft de opdrachtgever de prijs van ƒ 29.000 geaccepteerd want eind september of begin oktober 1938 stuurde Kieken vanuit Brussel een ansichtkaart waar hij op de achterkant het volgende schreef: Mijne heren, van W. Schram heeft U waarschijnlijk reeds een telefoon gehad, dat de zaak in orde is. Ik hoop dat deze derde zaak eveneens op de bekende aangename wijze zal verlopen. (Het was het derde stalen motorjacht dat door De Vries voor Kieken werd gebouwd).
Contract
Van het bouwcontract is in het werfarchief enkel nog een handgeschreven kopie terug te vinden, het is bovendien niet helemaal compleet. Als datum wordt november 1938 genoemd. Jammer genoeg zijn er ook geen bouwtekeningen meer bekend. Het contract luidt als volgt:
“Tussen de ondergetekenden, de scheepswerf “De Vlijt” fa. H. & J. de Vries, te Aalsmeer en de heer Nic. Kieken, Jachthaven “Cieco”, Warmond, hierna genoemd resp. aannemer en aanbesteder.
De aannemer neemt aan de aanbesteder te leveren een twin screw dieselmotorjacht, afmetingen 28,80 m lengte, 5 m breedte op de spanten en 1,80 m diepgang, met stalen romp en overigens geheel zoals aangehechte bouwbeschrijving en algemeen plan tekening aangeeft. De aanneemsom van de boot bedraagt ƒ …, (bedrag niet ingevuld).
Welke som de aanbesteder aan de aannemer aanneemt te betalen in de volgende termijnen:
ƒ 7250 bij ondertekening van deze overeenkomst;
ƒ 7250 als de romp beplaat is;
ƒ 7250 als de dekken gelegd zijn;
ƒ 7250 als het gehele werk door de aannemer te verrichten klaar is en het schip van de werf afgeleverd is.
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend de … November, 1938”
Oplevering
Waarschijnlijk werd in het officiële contract nogal de nadruk gelegd op de datum van oplevering. Enigszins geprikkeld schreven de gebroeders De Vries op 24 november 1938 aan Kieken: “… dat wij nimmer met U overeenkwamen dat eventuele schade, welke zou ontstaan bij te late aflevering, voor onze rekening zou zijn en U ons dus niet hiervoor aansprakelijk kunt stellen.”
“Vanzelfsprekend zullen wij alles doen om de 3e week van maart 1939 het schip klaar te hebben. Ook voor ons is het prettig als alles vlot verloopt, maar doet U dan ook alles wat kan om het werk te bespoedigen. Er is nu al zo’n mooi stuk bouwtijd verstreken en kunt U ons ook de tekeningen van het houtwerk nog niet toezenden? Wij staan er op te wachten en vooral de nog nodige ijzerwerk tekeningen, zoals de motorfundatie en de opbouw (de opbouw staat niet op het nieuwe constructieplan op het dek aangegeven).”
Indeling
In grote trekken was de indeling van het schip van voor naar achter was als volgt:
- Kettingbak
- Waterdicht schot
- Schipperslogies voor 6 man met opklapbare kooien
- Kapiteinshut, aan bakboord, Kombuis, aan stuurboord
- Motorkamer
- Waterdicht schot
- Gang met drie 2-persoons logeerhutten
- Twee badkamers
- Eigenaars hut
- Waterdicht schot
- Bergruimte
De eigenaars hut
Deze werd als volgt omschreven: Een dubbel bed met Epeda matras, een sprei van oranje fluweel gordijnen ook van oranje fluweel, hang- en legkasten, banken aan bakboord en aan stuurboord gestoffeerd met oranje leerdoek, Een toilettafel, Een schrijfbureau, Twee stoeltjes gestoffeerd met oranje leerdoek, vloerbedekking beige moquette, vier lichtpunten, twee elektrische ventilatoren, twee stopcontacten en betimmering af te stofferen in goudleerdoek.
In totaal was voor deze hut 18.5 m² gouddoek nodig: voor de beide zijkanten 6 m², voor het achterschot: 4.5 m² en 8 m² voor het voorschot en de deuren. Over de naden en bij de deurpanelen moest de afwerking met goudgekleurde latjes plaats vinden. Waarschijnlijk was dit de hofkleur van de sultan. Van het goudleerdoek is in het werfarchief in Aalsmeer nog steeds een staaltje bewaard gebleven.
Bouw
In de middelste van de drie loodsen op de scheepswerf in Aalsmeer werd in de werkweek van 1 tot 7 oktober 1938 met de bouw van het motorjacht begonnen. De spantlijnen werden op de spantenvloer gezet door de ‘afschrijver’, hij maakte ook de mallen voor de huidplaten.
De vier davits werden besteld bij J. G. Benes, Steven en Roersmederij in Hoogezand, de order is nog in het werfarchief bewaard: Levering van 4 stuks davits, geheel compleet met onder en bovenpotten, zoals op de tekening aangegeven, voor ƒ 225, franco onze werf. Wij verzoeken u binnen 14 dagen te leveren en per vlugste gelegenheid ons toe te zenden. Vertrouwend dat u een en ander goed afgewerkt levert, daar dit voor een jacht bestemd is.
Drie en een halve maand na het begin van de bouw, op 17 januari 1939 was de beplating van de romp gereed. Kort voor 1 maart 1939 waren de dekken gelegd en daarna volgde de derde termijnbetaling van ƒ 7250. Twee weken later, op dinsdag 14 maart 1939 vond de tewaterlating al plaats. Van deze gebeurtenis werden meer foto’s dan anders gemaakt, dit om de verre opdrachtgever van alles op de hoogte te stellen. Eén van de toen aanwezige timmerlieden die zich deze gebeurtenis nog kon herinneren is H.P. (Henk) de Wit. Hij schreef mij in december 2000: “De heer Kieken was een beminnelijke zakenman, maar bij de tewaterlating kon er nooit een borreltje af.”
De Wit noemt de volgende mensen die aan dit schip hebben meegebouwd: Dirk Waayman, voor de motoren, Arie Wies voor het overige instrumentarium en het railingwerk, het houtwerk voor het interieur werd door Jaap van der Geest en Jan Kappelhof gemaakt en door andere timmerlieden aan boord aangebracht.
Waarschijnlijk werd speciaal voor dit schip het lage achterste deel van de middenloods op “De Vlijt” vervangen door een nieuwe en hogere loods. De “Sultan” was het eerste schip dat vanuit deze loods te water werd gelaten. Bij de gasten die hier aanwezig waren bevond zich ook de persoonlijk secretaris Israël.
Niet alleen de bouw verliep voorspoedig, ook financieel bleek het voor de gebroeders Henk en Joh. de Vries geen slechte zaak zoals uit het volgende bewaard gebleven overzichtje blijkt:
Overzicht bouwkosten
Kosten aan hout ƒ 1865,38
Kosten aan ijzer
en klein materiaal uit het magazijn ƒ 1152,04
Diverse rekeningen ƒ 7582,38
Netto loonkosten ƒ 6983,45
Toeslag 40% op de lonen ƒ 2793,36
Kostprijs teakhouten sloep ƒ 278,94
Kostprijs ƒ 20.665,55
Totale opbrengst met sloep ƒ 29.000,00
Winst ƒ 8344,45
Naar Indië
In de werkweek van 15 tot 21 april 1939 was het schip klaar en kon het naar Amsterdam worden gevaren. Er is nog een foto waarop het jacht met de statietrap buitenboord op het poeltje achter de werf ligt, waarschijnlijk gereed voor de proefvaart. Het schip is helemaal klaar, maar een naam is nog steeds niet aangebracht.
Op maandag 24 april 1939 werd het jacht van de Sultan aan de Java kade in Amsterdam met een drijvende dok aan boord van het m.s. “Poelau Tello” van de Stoomvaart Maatschappij “Nederland” gebracht. Als de krantenfoto’s nauwkeurig bekeken worden blijkt dat ondertussen een naam op de boeg is geschilderd. Volgens het bijschrift in een krant heette het schip: “Warmond”.
Diezelfde dag vertrok de “Poelau Tello” naar Batavia, waar het schip begin juni arriveerde. Op zaterdag 11 juni werd het laatste deel van de reis vanuit Soerabaja naar Boeloengan voortgezet. Korte tijd later kwam de “Warmond” uiteindelijk op haar bestemming in Noordoost Borneo, op de rivier de Kayan bij het paleis in Tandjoeng Palas aan. Een resident die in die periode vaak aan het hof van de Sultan kwam, heeft een foto van het schip gemaakt terwijl het afgemeerd ligt aan een steiger. Boven het voor- en achterdek zijn grote zonnetenten gespannen. Links, op de steiger naar het schip, staan elf mensen.
De zes mannen links zijn waarschijnlijk bedienden, de vijf mannen rechts hebben een insigne op hun hoofddeksel en schouderepauletten. Het is aan te nemen dat zij de bemanning van het jacht vormden. Op de boeg prijkt de naam “Warmond”.
‘Nieuws v.d. Dag voor Nederlandsch Indië’, 14 juni 1939
Op die dag verscheen in deze krant een artikeltje met als kop: Jacht voor Sultan. Als deklast op de “Tello”.
Daarin stond onder andere het volgende vermeld. ‘Zoals bekend, heeft de Sultan verleden jaar de feesten ter gelegenheid van het jubileum van H. M. de Koningin bijgewoond en ook een reis gemaakt door Nederland. Daaruit kwam voort een order aan de firma Nic. Kieken, om een jacht, de „Warmond”, te bouwen. Het blad was in de gelegenheid de „Warmond” te bezichtigen. Het is een fraai dubbelschroef motorjacht, 28 meter lang, 4 m breed en 7 meter hoog van schoorsteen tot bodem. Het maakt een fraaie indruk met zijn gestroomlijnde boeg en is comfortabel ingericht. Allereerst treedt men den deksalon binnen, welke brede ramen heeft en waar een Philips-radiotoestel staat opgesteld. Dan kan men zich naar het voor- of achterdek begeven, welke beide een zonnetent bezitten. Op het achterdek hangt een jol in de davits. Benedendeks vindt men drie kleine hutten met divanbed en vaste wastafel, een badkamer met zitbad, douche en W. C.
Meer naar achter is de salon voor den Sultan, welke behoorlijk ruim is, lange divans en een schrijftafel langs de wanden heeft en stoelen en tafels in het midden. Via de brug met stuurhut, vanwaar de machines bediend worden, komt men in de machinekamer, waar de twee motoren voor de voortstuwing zorgen, voorts de dynamo gemonteerd is, welke elektriciteit verschaft voor het jacht en zich handpompen enz. bevinden. Vooronder is het verblijf van de bemanning met zes kooien, W.C., aanrecht enz.
Kortom, de „Warmond” is een smaakvol ingericht, geriefelijk jacht, dat den Sultan op de rivieren van zijn gebied goede diensten zal bewijzen, daar de geringe diepgang — slechts anderhalve meter — lange tochten ‘binnenslands mogelijk maakt.’
Tweede Wereldoorlog
Sultan Maulana Mohamad Djalaloeddin heeft doordat de Tweede Wereldoorlog korte tijd later uitbrak maar betrekkelijk weinig van zijn jacht kunnen genieten. Een oude inwoonster van Tandjoeng Palas kon zich in 2008 nog herinneren dat zij samen met haar oom ooit aan boord van het jacht van de sultan was geweest. Het was een wonderbaarlijke ervaring voor haar toen ze de vele hutten met goudkleurig interieur zag. Het was er schoon en er stonden prachtige meubels.
Nederlands Indië werd vanaf januari 1942 door Japanse troepen aangevallen. Tarakan was het centrum voor olieproductie en daarom voor de Japanners van groot strategisch belang. In januari en februari 1942 werden hier bombardementen uitgevoerd en korte tijd later namen de Japanners het eiland in. Om aan de Japanse bezetters te ontkomen, vluchtte de Sultan met zijn familie naar een geheime plaats, verder stroomopwaarts langs de Kayan rivier.
Gezonken in 1942 of 1945?
Aanvankelijk waren de berichten dat het jacht in het begin van 1942 door Japanse vliegtuigen tot zinken was gebracht en daarna in de rivier verdween. Later blijkt uit berichten uit Indonesië dat het misschien heel anders is gegaan.
Het jacht “Warmond” zou de oorlog hebben overleefd en werd pas op of na 1 mei 1945 door Australisch vuur tijdens de bevrijding van Tarakan zwaar beschadigd. De Australiërs dachten namelijk dat ze een Japans patrouillevaartuig tegenkwamen op de rivier bij het paleis van de sultan. Korte tijd later werd het jacht opgekalefaterd en naar de overzijde van de rivier gesleept maar helaas brak midden op het water de kabel en zonk de “Warmond” naar de bodem. Bijgaande foto, niet erg duidelijk overigens, is te vinden op een Facebook pagina met de tekst: “Hinga Kini Warmoond Masih Tenggelam di Laut”, dat wil zeggen: tot nu toe ligt de “Warmond” nog steeds onder water…
Na de bevrijding
In juli 1945 reisde een groep Australische militairen naar Tandjoeng Selor om contact met sultan Djalaluddin te zoeken. Het paleis was gebruikt door Japanse officieren en zwaar beschadigd. De sultan en zijn familieleden werden uiteindelijk gevonden in een schuilplaats verder stroomopwaarts langs de Kayan rivier, Ze werden omringd door met vlijmscherpe messen bewapende lijfwachten van Dajaks. De Australiërs werden gastvrij door de sultan onthaald. Hij was broodmager, onder zijn ogen zaten zware wallen en hij zag er breekbaar uit. Toch stond hij kaarsrecht op zijn glimmende leren schoenen en gehuld in een onberispelijk roomwit, zijden overhemd. Sinds de Japanners waren verdreven uit zijn gebied was hij nog niet bij zijn paleis wezen kijken. Zijn twee luxe auto’s van het merk Packard en het motorjacht waren verwoest. Eén van de Packards was bestemd geweest om de kinderen van de sultan naar het vlakbij het paleis gelegen schooltje te brengen. De Australiërs kregen de indruk dat het verlies van de auto’s en het jacht de Sultan meer pijn deed dan de verwoestingen aan zijn paleis. Als ‘ontvangstzaal’ diende een ruimte die door bladeren van een sagopalm beschut werd. Er stonden enkele stoelen rond een grote tafel en er hing een foto van Koningin Wilhelmina, hier werd zoete, zwarte thee geserveerd.
Einde Sultanaat
Korte tijd later keerde de Sultan terug naar Tandjung Palas. Sultan Djalaloeddin overleed daar op 21 december 1958 en daarna werd door de Indonesische regering geen toestemming verleend om een opvolger te benoemen. In 1964 werd het sultanaat opgeheven en het paleis aan de rivier werd in brand gestoken. De begraafplaats van de Sultans en de moskee werden gespaard. Verschillende nakomelingen van de sultan werden in die periode afgevoerd en om het leven gebracht. Een paar familieleden wisten hun leven te redden door uit Bulungan weg te vluchten.
Op de plek van het vroegere paleis werd later een prachtige, kleine replica gebouwd waarin tegenwoordig een museum is gevestigd, erachter bevinden zich de oude moskee en de familiegraven van de Sultans.
Ongeveer op de plaats langs de oever van de rivier de Kayan waar de Warmond gezonken ligt, bevindt zich nu een haven die door de gouverneur van Bulungan werd gesticht. Als herinnering aan de laatste sultan kreeg deze haven de naam “Djalaluddin”. Vanaf 1997 werd door deze gouverneur een vruchteloze poging gedaan om het scheepswrak te lichten. Daarbij speelden twee overwegingen een rol. In de eerste plaats ziet men het als een soort eerherstel van de nagedachtenis van de sultan en zijn familie. Daarnaast hoopt men op een toestroom van toeristen die dit ‘mysterieuze jacht’ van sultan Maulana met eigen ogen willen zien.
Het is de vraag of dit ooit gebeuren zal want tot nu toe rusten de wrakstukken van de “Warmond” nog altijd op de bodem van de traag stromende rivier de Kayan. Naar men beweert met de boeg omhoog en het achterschip in de modderige ondergrond.
Wat een tot de verbeelding sprekend en historisch interessant verhaal over het jacht van de Sultan. Erg fijn dat deze site er is.
Thank you very much for the article.
There are many things we can take from this history. about the close relationship between the Dutch kingdom and the kingdoms in Southeast Asia. we are still having trouble finding historical videos related to the boeloengan kingdom as authentic evidence of the existence of the boeloengan kingdom