Bestekkenboek, 24 februari 1933
Bij deze datum staat het volgende genoteerd: Levering twee jollen voor onderzeeërs, ƒ 900 voor J.B. Wilton’s Machinefabriek en Scheepswerf “Feyenoord” , Rotterdam. Volgens tekening 504 en 505.
Een paar maanden later gevolgd door: levering losse onderdelen bij jol voor onderzeeër, ƒ 66,80 en levering van 1 boothaak, nr. 39 en 1 hoosvat, nr. 40, ƒ 3,65
Verder is in het werfarchief niets meer over deze jollen te vinden, een reden om verder te gaan zoeken.
Een jol voor een onderzeeër?
Omstreeks 1930 werden in Nederland voor de Koninklijke Marine een vijftal onderzeeërs gebouwd om dienst te doen in de Koloniën, vandaar de ‘K’ in de klasse-aanduiding. Van deze K XIV-klasse werden de eerste drie bij de RDM en de laatste twee, de K XVII en de K XVIII bij Wilton Feyenoord in Rotterdam gebouwd. De K XVII werd opgeleverd in december 1933, de K XVIII in maart 1934. De lengte van de onderzeeërs was 75 m, breedte 6.5 m en de diepgang 3.90 m. De snelheid boven water was 18 zeemijl en onder water 9 zeemijl per uur. Nu is duidelijk geworden voor welke onderzeeërs deze jollen waren bestemd. De jollen waren iets meer dan 3 meter lang, dat is op te maken na een ruwe berekening van de lengte aan de hand van de doorsnede tekening van de K XVIII.
Roeien naar een eilandje…
De K XVIII werd beroemd door de wereldreis die gemaakt werd in 1934-1935 onder commando van Ltz. 1ste klasse D.C.M. Hetterschij. In het boek “Klaar voor onderwater” van de oudste officier M.S. Wytema wordt deze reis beschreven. Gast aan boord was de geofysicus prof. F.A. Vening Meinesz die zwaartekrachtproeven aan boord nam. De bemanning telde in totaal 34 manschappen. In dat boek wordt de bij “De Vlijt” gebouwde jol als volgt beschreven aan een bezoeker die opmerkt: “Wat een reddingboot, net genoeg voor twee roeiers en één stuurman. Daar zal je niet veel aan hebben.” De commandant antwoordt hem als volgt: “Laten we hopen dat we deze nooit als zodanig nodig hebben; we zijn trouwens geen passagiersschip. De jol dient alleen om, als we in de archipel varen, communicatie met de wal te hebben, bijvoorbeeld om vers vlees en groenten van de eilanden te kopen. Of om eens naar een eilandje te roeien om daar te gaan wandelen of zwemmen, water te laden of om haar in een haven te gebruiken, wanneer wij trossen op de wal of aan een meerboei moeten bevestigen.”
Detail achterdek van de K XVIII, onder de pijl bij nr. 14 de ongeveer 3 meter lange jol, met twee banden vastgesnoerd op het achterdek
Wereldreis
Behalve het boek, trok ook de film van de reis van de K XVIII grote belangstelling. De oudste officier Ltz.II M.S. Wytema maakte gedurende de reis de filmopnamen, waarbij hij ook Vening Meinesz met zijn slingertoestel in beeld bracht. Wytema had een spoedcursus gevolgd om een boeiende reisfilm te kunnen maken. Verschillende keren is hierop de kleine jol te zien die, omgekeerd, stevig op het achterdek was bevestigd. Op een van de stilstaande filmbeelden zijn duidelijk twee ronde gaten in de bodem van de jol te zien, het water kon snel naar binnen stromen. Wilde men de jol gebruiken, dan werden de gaten waarschijnlijk met proppen of pluggen dichtgemaakt.
Op foto’s en filmbeelden is te zien dat de jol regelmatig door de bemanning als zitbank werd gebruikt. De reis begon in november 1934 in Den Helder en eindigde in juli 1935 in de haven van Soerabaja op Java. De K XVIII voer niet rechtstreeks naar Oost-Indië maar reisde langs de westkust van Afrika en de oostkust van Zuid-Amerika om uiteindelijk via Kaapstad en Australië in Soerabaja aan te komen.
De tocht werd extra spannend omdat de onderzeeër midden op de Atlantische Oceaan als baken fungeerde voor een vliegtuig dat de eerste Trans-Atlantische vlucht van de KLM maakte. Dat was de Fokker F XVIII “Snip” die op 15 december 1934 vanaf Schiphol was vetrokken en op 22 december via Paramaribo op Curaçao arriveerde.
Werkzaamheden rond de jol bij redelijk kalme zee
Tijdens het laatste deel van de reis kreeg de onderzeeër tussen Durban en Australië de zwaarste stormen te doorstaan. Huizehoge golven spoelden over de gehele boot heen. In het boek werd hierover onder meer het volgende geschreven: “De jol is losgeslagen en moet vastgesjord worden. Een der matrozen, aan een tros gebonden, knapt het zaakje wel even op. Een prachtkerel!”
Foto, Haagsche Courant, 18 januari 1936, de jol op het achterdek
Slot
Op een grootse wijze werd de K XVIII op 11 juli 1935 in Soerabaja verwelkomd en het boek en de film over de wereldreis maakten dat deze reis grote bekendheid kreeg.
De onderzeeër bleef dienst doen in de Indische wateren en speelde een rol tijdens de Japanse invasie. Zwaar beschadigd lag de K XVIII in februari 1942 in de haven van Soerabaja waar het door eigen personeel onklaar werd gemaakt zodat de bezetter er geen gebruik van kon maken. Pas in 1945 maakte een torpedo een einde aan de roemruchte K XVIII.
Twee beelden van de jol uit de film
Tekening 1924
Tot nu toe is er nog geen tekening gevonden, maar wel een soortgelijke uit 1924. Misschien weken de jollen die in 1933 werden gebouwd hier niet veel van af. De jol was gemaakt van eikenhout, de lengte was 3.10 m en de breedte 1.37. Een deel van de romp was bekleed met bladkoper. In de romp zaten twee luchtgaten met een diameter van 6 cm die konden afgesloten met schroefdoppen van ‘india rubber’.
Met dank aan Henk Stapel en Eddy Zethof